Een echte KNRM-familie
- Fotogallery:
- 16-01-2018
Ze zijn uniek binnen de KNRM: echtgenoten Ronnie en Mathanje den Boer zijn allebei verbonden aan reddingstation Hansweert. Hij is de technicus die vaart als plaatsvervangend schipper, zij is de hulpverlener die meevaart als opstapper. “Op de reddingboot zijn we geen man en vrouw, maar collega’s.”
Het is een vaste regel: niet weggaan zonder gedag te zeggen. Dat klinkt misschien simpel, maar in een noodgeval telt elke seconde. Dat weten Ronnie en Mathanje allebei: als de pieper gaat, zijn ze nodig. Ronnie vergat voorheen in de haast nog weleens afscheid te nemen als hij op stel en sprong moest vertrekken, maar dat gebeurt sinds de invoering van de regel niet meer.
Gedeelde liefde
Drie zoons hebben ze en ze zijn alledrie op een leeftijd dat ze begrijpen wat hun ouders doen. Robin is achttien jaar, Niek is zestien en Max twaalf. De liefde voor hun jongens is niet het enige wat Ronnie en Mathanje (beiden 41 jaar) delen. De twee, dit jaar twintig jaar getrouwd, zijn gek op het water. “Zwemmen, varen, kanoën, we doen het graag”, vertelt Mathanje. Ronnie heeft daarnaast interesse in boten, haar hart ligt bij de hulpverlening.
Die combinatie bracht hen samen bij de KNRM. Ronnie eerst. Toen hij las over de oprichting van reddingstation Hansweert in 2009 meldde hij zich meteen aan. “Ik zit van kleins af aan al op het water; ik ben een fervent watersporter en geïnteresseerd in boten. Dat, plus een sterk gevoel dat ik iets wilde doen voor de samenleving, zorgde ervoor dat ik reageerde op een advertentie in de lokale krant.”
Twee individuen
Ronnie werd geselecteerd en ging in de afgelopen jaren van opstapper naar plaatsvervangend schipper. Mathanje zette zich al in voor het Rode Kruis. “Zo hadden we allebei ons eigen ding”, vertelt ze. Ze raakte al wel snel betrokken bij het station als EHBO-instructeur en toen er na een aantal jaren meer mankracht nodig was op Hansweert, wilde zij wel gaan meevaren als opstapper. Ze besprak haar plan met Ronnie. “Het was dan wel mijn wens; je moet er allebei achterstaan. Gelukkig stond Ronnie dat volledig. We hebben meteen tegen elkaar gezegd: als het niet werkt, werkt het niet.”
Maar het gaat nu alweer zo’n vier jaar goed. “We hebben meteen naar onszelf en naar de collega’s uitgesproken dat we aan boord geen man en vrouw zijn, maar collega’s. We zijn daar twee individuen, niet de man van of vrouw van.” Gaat de pieper, dan hebben ze aan één blik genoeg om te zien wie er op dat moment gaat. Kan het, dan gaan ze samen. Met drie schoolgaande tieners is dat overdag best vaak mogelijk, maar niet altijd. Mathanje: “’s Nachts gaat slechts één van ons weg als de oudste twee niet thuis zijn, de ander blijft bij de jongste.”
Uurtjes inhalen
De meeste acties zijn ’s avonds en in de weekenden, zegt Ronnie. Zeker in de warmere periodes, wanneer mensen nog een avondduik nemen of een tochtje maken terwijl het al donker is. “Het gebeurt niet vaak, maar het komt voor dat je bijna een hele nacht kwijt bent aan een hulpverlening”, vertelt Mathanje, in het dagelijks leven instructeur Eerste Hulp en zwemonderwijzeres. “Het is even doorbijten als dan om 7 uur gewoon weer de wekker gaat. Maar zeker als je de hulpverlening met voldoening hebt kunnen afronden, overheerst dat goede gevoel.”
Hun werk zal er niet onder lijden, ook niet als de nacht lang was. “Die verantwoording heb je gewoon naar je werkgever toe”, motiveert fulltime software-ingenieur Ronnie, die op vijf minuten fietsen vanaf het reddingstation werkt. “Ik werk al sinds 1992 bij dit bedrijf, dus ik heb voordat ik op het station begon wel toestemming gevraagd. Voor mijn werkgever is het geen enkel probleem. Het gebeurt weleens dat ik overdag weg ren van kantoor. Dan probeer ik die uurtjes bijvoorbeeld ‘s avonds weer in te halen.”
Mooiste lach
De uurtjes die ze thuis missen, halen ze ook op een ander moment wel weer in. Nu de jongens groter zijn, gaan die toch al steeds meer hun eigen gang. Max, de jongste, vindt het een enkele keer vervelend als zijn vader of moeder weg moet terwijl ze bijvoorbeeld middenin een spel zitten. “Maar ik vind het vooral heel goed wat ze doen en ik wil zelf ook graag opstapper worden bij de KNRM. Ik ben nu Jonge Redder.”
Robin en Niek denken er net zo over. “Papa en mama gaan weg om iets goeds te doen”, zegt Niek. “Het geeft een fijn gevoel om mensen te kunnen helpen. Als ik later ook met de boot mee mag, lijkt me dat heel erg leuk.”
Robin mag met zijn achttien jaar officieel al als opstapper mee, maar stelt dat nog even uit. “Eerst studeren, dus nu heb ik er geen tijd voor. Maar ik kijk er wel echt naar uit dat ik ook vrijwilligerswerk kan doen. Volgens mij is de lach die op het gezicht komt van de mensen die je veilig aan wal hebt gebracht, de mooiste.”
Aangrijpende verhalen
Als oudste is Robin degene die op zijn broertjes let als zijn ouders weg zijn. “Ik lig er nooit wakker van als ze in de nacht moeten uitrukken, maar als de actie lang duurt, volg ik de reddingboot soms via de app Marine Traffic. Na afloop praten we vaak nog even over wat er is gebeurd.”
Mathanje vertelt: “De jongste twee hebben ooit huilend aan de keukentafel gezeten omdat papa moest uitrukken bij onweer en wij ze altijd hadden geleerd dat je met onweer juist niet het water op moet gaan. Een logische reactie, maar gelukkig konden we dan uitleggen waarom het in dit geval toch nodig was om dit te doen.”
Ronnie en Mathanje zijn zo open mogelijk over wat ze meemaken tijdens hun werk voor de KNRM. “Onze kinderen zijn op een leeftijd dat ze alles toch wel horen of lezen, dus we vertellen gewoon wat er speelt”, zegt Ronnie. Soms zijn dat ook aangrijpende verhalen over situaties waarin een slachtoffer is overleden. “Bijvoorbeeld toen een jongen van achttien jaar letterlijk tussen wal en schip was gevallen. Zoiets gaat je niet in de koude kleren zitten.”
Heel ongelegen
In heftige gevallen is het een groot voordeel dat ze allebei een partner hebben die weet wat je dan meemaakt, is hun ervaring. “Natuurlijk bespreek je de actie altijd na met je team, en de dag erna weer”, zegt Ronnie. “Maar het is heel fijn dat je, als je dan thuis bent, ook nog eens iemand hebt zitten die weet waarvoor je dit werk doet. Want laten we eerlijk zijn: het komt soms heel ongelegen. Dan is het prettig dat je een partner hebt aan wie je verder niets hoeft uit te leggen.”
Ze vullen elkaar ook aan, vertelt Mathanje. “Ronnie is technischer, ik heb juist meer ervaring op hulpverlenersgebied. Daardoor leren we ook weer van elkaar.” Een nadeel aan samenwerken, heeft ze nog niet gevonden. “Misschien dat je kritiek van je partner soms wat minder goed kan hebben dan van je collega’s. Maar dat is dan ook echt het enige wat ik kan bedenken.”
Betere wereld
Ze zien hun werk als een ‘hobby’ en tegelijkertijd als een manier om iets terug te geven aan de maatschappij, vertelt Ronnie. “Het belang van vrijwilligerswerk willen we ook aan onze kinderen meegeven. Want als iedereen het zou doen, en dat hoeft natuurlijk helemaal niet in deze sector te zijn, zou de wereld een stukje beter worden.” Mathanje zegt dat mensen verbaasd reageren als ze zegt dat ze niet betaald krijgt voor haar KNRM-werk. “Je levert er natuurlijk vrije uren voor in. Maar dat je mensen in een penibele situatie helpt, is voor mij vele malen waardevoller dan die vrije uurtjes.”