De oersterke missie van de KNRM
In roeiboten en slechts beschermd tegen de huizenhoge golven door een provisorisch reddingsvest gingen stoere mannen bijna 200 jaar geleden de zee op om schipbreukelingen te redden. Deze omstandigheden markeerden de start van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM). Een bijzonder verhaal dat tot op de dag van vandaag voortduurt, dankzij de steun van gulle gevers. In twee eeuwen heeft de Redding Maatschappij enorme ontwikkelingen doorgemaakt, maar haar missie is altijd hetzelfde gebleven: kosteloos redden door vrijwillige redders, gefinancierd uit donaties. Een korte geschiedenis.
Als op 14 oktober 1824 in een heftige storm maar liefst zeventien schepen vergaan, worden bij Huisduinen in de buurt van Den Helder, reddingspogingen ondernomen om schipbreukelingen te redden van De Vreede. Elf opvarenden worden gered, maar er verdrinken drie opvarenden en zes redders. Een kleine maand later op 11 november, wordt in Amsterdam de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding-Maatschappij (KNZHRM) opgericht. Hun werkgebied is vanaf Scheveningen noordwaarts. Op 20 november wordt de Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen (ZHMRS) opgericht in Rotterdam. Hun werkgebied is zuidelijk van Loosduinen, inclusief Vlaanderen dat tot 1830 bij Nederland hoorde.
2,50 gulden per uur
In Nederland is het in die tijd een beetje een rommeltje. Napoleon wordt in 1813 verslagen en een jaar later wordt in Amsterdam Koning Willem I gehuldigd, de zoon van stadhouder Willem V. Er werd, op zijn zachtst gezegd, niet echt aan het redden gedacht door de overheid. Er lagen hier en daar roeireddingboten, maar die waren eigenlijk te zwaar, te onhandig of verouderd en soms half vergaan. Die situatie duurde tot die beruchte storm in oktober 1824. Vrijwel tegelijkertijd kwamen zowel Barend van Spreekens in Amsterdam als Willem van Houten in Rotterdam op het idee om geld te werven om eigen reddingboten te kopen. Redders waren vaak visserlui en zeelieden langs de kust. Ze waren heel arm en het reddingwerk was gevaarlijk. Er moest iets gedaan worden om voldoende vrijwilligers te vinden die mensen wilden redden. Dus kregen ze 2,50 gulden per redding betaald. In die tijd ongeveer twee daglonen. Deze vrijwilligersvergoeding krijgen redders trouwens nog steeds, al is het met de invoering van de euro bijgesteld naar € 1,25 per uur. De huidige vrijwilligers stoppen dit symbolische bedrag het liefst meteen in het ‘spaarpotje’ van het reddingstation om er samen leuke activiteiten mee te kunnen betalen.
Veiligheid eerst
De KNRM hanteert sinds de oprichting drie principes: de Redding Maatschappij werkt zonder geld van de overheid, maar met de steun van donateurs. De redders doen dit werk vrijwillig en het redden is kosteloos voor de hulpvrager. Die missie is in de afgelopen twee eeuwen oersterk gebleken en is niet veranderd. Wat ook nooit veranderd is: al in de allereerste prospectus in 1824 laten de reddingmaatschappijen weten dat ze zich erop toeleggen om steeds het nieuwste en het beste wat de techniek te bieden heeft aan te kopen voor hun redders. Zowel qua reddingboten als qua reddingsvesten. Veiligheid eerst dus, ook al was het met een reddingsvest van kurk. Zo heeft de KNRM zich steeds weten aan te passen aan de veranderende omstandigheden. Zowel op technisch gebied als op het gebied van veranderingen op de Noordzee en de Zuiderzee, die in 1932 het IJsselmeer is geworden.
Tweede Wereldoorlog
Ook de Tweede Wereldoorlog vergde veel aanpassing van de redders. De twee reddingmaatschappijen – de fusie tot KNRM was pas in 1991 – verklaarden zichzelf neutraal: we redden iedereen, ongeacht afkomst of nationaliteit. Al werd er ook stiekem verzet gepleegd. Vanuit Oostmahorn ging in de hongerwinter bijvoorbeeld de reddingboot Insulinde naar Amsterdam voor onderhoud. Mét een geheime voedselvoorraad aan boord. Op de terugweg zaten er hongerige Amsterdamse kinderen onderdeks die werden afgezet op boerderijen in het noorden, waar genoeg eten was. En in het begin van de oorlog, in mei 1940, zijn een paar studenten met de toenmalige reddingboot van Scheveningen, de Zeemanshoop, en een groep van 42 Joden naar Engeland gevlucht. Dankzij die actie hebben zij de oorlog overleefd.
Twee eeuwen onmisbaar
Anno 2024 is de KNRM nog altijd onmisbaar op het water: omringd door het verleden, op weg naar de toekomst. De drie pijlers - kosteloos redden door vrijwillige redders, gefinancierd uit donaties, giften en nalatenschappen – staan al 200 jaar fier overeind. In die tijd is de reddingmaatschappij enorm gegroeid en technologische innovaties volgden elkaar in rap tempo op. De eerste roeireddingboten kregen een zeil, waarna eerst de stoomreddingboot zijn intrede deed, gevolgd door de motorreddingboot in 1895. Deze reddingboten bleken nog sneller te kunnen varen nadat de bootbouwers van staal op aluminium overstapten. Daarnaast maakte het kurken reddingsvest van de beginjaren plaats voor meerdere generaties overlevingspakken. Tegenwoordig bestaat de vloot uit geavanceerde reddingboten die snelheden halen van 35 knopen, ofwel 60 kilometer per uur. Bijna alle typen zijn zelfrichtend: als de boten omslaan, draaien ze vanzelf weer rechtop.
Naast ervoor zorgen dat de vrijwilligers het beste en meest moderne materieel tot hun beschikking hebben, investeert de KNRM ook fors in hun opleiding. Een opleiding tot bemanningslid, opstapper geheten, duurt 3 jaar. Naast het vaarbewijs en een EHBO- en reanimatiediploma, komen navigatie en communicatie, vaartechnieken en crisisbeheersing in de praktijk aan bod. Ook volgen zij een HUET-training (Helicopter Underwater Escape Training). De opleiding wordt afgesloten met de SAR Craft Operations, een trainingsweek in IJmuiden.
Ruim 1.400 vrijwilligers – van student, buschauffeur tot advocaat - staan dag en nacht klaar om in problemen geraakte zwemmers, watersporters, beroepsvaarders en dieren in nood te helpen. De 45 reddingstations staan langs de Nederlandse kust – van de Eemshaven tot Cadzand – maar ook rondom de binnenwateren van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse Delta en het IJsselmeer.