IJsbrekers
De reddingboot Gebroeders Luden assisteerde op 13 januari 1987 het vaartuig Capella van Rijkswaterstaat. Dat schip zat met zeven mensen aan boord vast in het Smeriggat op de Waddenzee. Door de strenge vorst en sterke ijsgang was de volledige betonning in het Zoutkamperlaag weggedreven. De Gebroeders Luden wist de Capella te bereiken en trok het schip met enige moeite vlot. Vervolgens heeft de reddingboot de Capella voorgestoomd naar Lauwersoog.
De volgende dag vroeg de veerboot Brakzand assistentie van de ‘Luden’, omdat zij door het ijs niet langszij van de veerbootsteiger kon komen. Met hulp van de reddingboot lukte dat wel.
Weer twee dagen later verdaagden dezelfde veerboot en haar ‘zusje‘ Simonszand op het Wad in dik drijfijs. Daardoor konden ze voor- noch achteruit. De reddingboot maakte eerst een geul naar het ene en toen naar het andere schip, om ze vervolgens voor te varen naar Lauwersoog.
Tulpen
Zware ijsgang levert niet alleen werk op voor de redders. De reddingboten zelf ondervinden ook hinder van het ijs. Zeker de moderne, snelle reddingboten. Door de waterjets wordt koelwater opgezogen en naar de motoren gevoerd, maar ijs verstopt de leiding. Dit is te voorkomen met een zogenaamde diepwater ‘ijspijp’, maar daarmee kan de boot niet overal varen. Om toch operationeel te blijven maakt de KNRM bij strenge vorst gebruik van enkele, door schroeven aangedreven, historische reddingboten als ijsbreker.
Overigens lopen de schroeven van de oude reddingboten ook risico op schade. Zo waren de schroeven van de reddingboot Gebroeders Luden in 1987, na het varen door dik ijs, “als tulpen zo krom”, zei de toenmalig hoofd technische dienst.
Het varen onder extreme kou is ook een uitdaging voor de bemanning. Met name op de snelle, open reddingboten is thermische kleding onder het overlevingspak een vereiste.