De vrijwilliger in beeld - Rein Mulder
Op zijn 55e verjaardag, 14 mei, nam Rein Mulder afscheid als schipper van station Harlingen. Officieel heeft hij er ruim 30 jaar bij de KNRM op zitten, in de praktijk waren het er eerder 45. Eind april sprak De Stopzak hem over wat hij in die vele jaren bij de KNRM heeft meegemaakt en zien veranderen. En wat adviseert hij zijn opvolger?
Dat Rein redder wilde worden wist hij al vóór zijn tiende. Vader Gerrit was schipper op de Twenthe, tot 1974 de boot van Harlingen. "Als klein kereltje ging ik al mee. Ging de telefoon, dan sprong ik net zo snel op als vader. Aan boord stond ik tussen de mannen en als het slecht weer was, stuurde vader me naar het vooronder." Rein heeft er fantastische herinneringen aan. "Natuurlijk ging ik ook mee op de oefenavonden. Dat was toen nog maar één keer per maand. Een boothuis was er nog niet. Onze pakken, wat blikken verf en de reservetrossen hingen in de kelder bij de havendienst. Op de oefenavonden dronken de mannen een bak koffie en gingen een stukje varen, veel meer was het niet. Op het wad ging de boot voor anker. Bij laagwater pokken van de romp steken en teren - ik vond het machtig om te helpen. En terwijl we op hoogwater wachtten, ging er een hengeltje overboord." Ook toen hij ouder werd bleef Rein in het kielzog van zijn vader meegaan op oefeningen en acties. En bijna automatisch werd hij bemanningslid. "Daar was niks officieels aan, ik geloof niet eens dat ik echt gevraagd ben. En al helemaal niet door mijn vader. Die wilde mij niet naar voren schuiven. Daar zou alleen maar 'praat' van komen. Toen ik 24 was en mijn diensttijd erop had zitten, had de bemanning het er blijkbaar over gehad. 'Moet jij niet eens naar Schotland?' werd er op een dag gevraagd. Na Schotland was ik dus officieel opstapper. Zo ging dat toen nog, 1988 was dat."
Preventief uitvaren
Een jaar of acht voer Rein 'onder' zijn vader. Of hij van hem veel heeft geleerd? "Vader heeft mij respect voor de zee bijgebracht, voor de wind en de kou. En dat de eigen veiligheid altijd voorop staat, anders ben je niet in staat om te helpen. Maar verder eerlijk gezegd niet. Het varen is nu totaal anders, niet te vergelijken met hoe het toen ging." De Twenthe en later de Tjerk Hiddes voeren acht tot negen knopen, wij halen nu meer dan 30 knopen. Alles was heel conventioneel: een radar, een stuurwiel, een gashendel. De schipper kon het bij wijze van spreken haast alleen af. Op de Wiecher en Jap Visser-Politiek zijn sowieso drie man nodig: een roerganger, één man voor navigatie en één voor communicatie. En eigenlijk nog een vierde die het totaaloverzicht heeft. Met de hogere snelheden is de foutenkans ook groter." Niet alleen de snelheden liggen hoger, ook het aantal acties verveelvoudigde. In de jaren 80 hield het met tien acties wel op, de Wiecher en Jap rukt vijftig tot zestig keer per jaar uit. Een van de oorzaken is de groei van de recreatievaart, maar ook de snelheid van de reddingboten en de snelle inzetbaarheid van de bemanning, dankzij piepers en WhatsApp-groepen, zijn factoren die meespelen. "Daardoor kunnen we ook preventief uitvaren. Als een zeiljacht met motorstoring kampt, hoeft er niet meteen wat aan de hand te zijn. Maar we kunnen wel erger voorkomen."
’Het praten’
Voorkómen is prachtig, maar bij de meeste acties gaat het toch om redden. Als Rein gevraagd wordt naar de actie die de meeste indruk op hem maakte, komt hij altijd weer bij die mooie zomerdag in 1995 uit waarop de melding binnenkwam dat een vissersbootje met twee mannen en een kind van 5 vermist werd. "We voeren in de namiddag uit, riepen de hulp van de collega's van Vlie en Texel in, maakten een zoekpatroon en zochten en zochten. De hele nacht door, maar we vonden niks. Toen het licht werd, riepen we de heli erbij - heli's waren toen nog niet zo geavanceerd dat ze 's nachts konden zoeken. Die zag het bootje vrijwel meteen, op de kop. Wij met het hart in de keel erop af. Eén man leefde nog, de ander en het jongetje waren verdronken. Dat sloeg in als een bom." Een jaar later hakte de Dakotaramp, het vliegtuig dat bij Texel in zee stortte, er bij de redders ook in. "Daar waren alleen maar slachtoffers. Zo'n gebeurtenis is nergens goed voor, alleen de band van het team werd er hechter door." In die periode begon ook 'het praten', zoals Rein het noemt. "Tot die tijd deelde de schipper de bevelen uit en deed de bemanning wat er verwacht werd, en daarmee was het klaar. Nu ben je als schipper nog steeds leidinggevende, maar op een veel fijnere manier. Je wordt opgeleid om een team te smeden waarin elk bemanningslid zijn eigen inbreng heeft, op de dinsdagse oefenavond doen we een rondje waarbij iedereen zijn hart mag luchten en na elke actie praten we na. Dan evalueren we de actie zelf, maar bespreken we ook open en eerlijk de impact die het heeft gehad. En als daar eens een traantje bij valt, kijkt niemand daar van op."
Band voor het leven
Na 18 jaar schipperschap geeft Rein het roer over aan Thomas Brandsma, om zelf een stap terug te doen naar de rang van plaatsvervangend schipper. Is er nog iets dat hij aan zijn opvolger wil meegeven? "We zitten al twee jaar in een overgangsfase, in feite zwaait Thomas de scepter al en dat voelt goed. Ik kan hem alleen maar aanraden om zichzelf te blijven en te zorgen dat hij het vertrouwen van het team heeft, dat is het allerbelangrijkste." Voor hemzelf zal het straks wel iets anders voelen, realiseert Rein zich. "Ik heb Thomas gevraagd me vooral als ieder ander te behandelen. Hij is straks de schipper, ik niet meer. Ik heb zin om nog een paar jaar vrolijk als plaatsvervangend schipper door te varen, we zien wel waar het schip strandt." Wat zeker is, is dat de verbondenheid met de KNRM altijd zal blijven. "De band met de club en de jongens van het station is er één voor het leven. Mijn vader is nu 81. Elke dinsdagavond na de oefening schuift hij bij ons aan voor een koffie en een beerenburgje. Ik hoop dat ik hier op m'n 82e ook nog elke week binnenloop ..."