baby in nood: een actie met de paardenreddingboot
Het was in het voorjaar van 1977. Het was nog aardedonker toen het alarm via de Kustwacht de reddingbootbemanning bereikte. Ook de voerlieden, die hun paarden ter beschikking stelden voor de lancering van de paardenreddingboot, gingen in het donker op weg. De paarden moesten uit de wei of uit de stallen worden gehaald. Uit verschillende hoeken van het dorp Hollum kwamen de boeren met ieder twee paarden richting het boothuis, de een lopend, de anderen op de fiets, de leidsels losjes in de hand.
De paarden wisten de weg, ze proestten toen ze de andere paarden ontdekten in de buurt van het boothuis: werk aan de winkel! Het duurde even voor de paarden opgesteld stonden voor de bootwagen.
Toen de stoet even later door het dorp trok en het ratelende geluid van de bootwagen de Hollumer bevolking wekte begon het net licht te worden. Op het strand kwam de zon tevoorschijn. Een enkele nieuwsgierige was getuige van de tewaterlating. Het was een frisse voorjaarsdag met een mager zonnetje, de windkracht was vier à vijf. Toenmalig machinist Klaas Sinnema vertelt: “We waren blij dat het licht was, dat is toch makkelijker varen. De strandreddingboot had nog geen radar. We voeren met de Adriaan de Bruine naar buiten, de Noordzee op. Ik schat dat de golfhoogte anderhalf tot twee meter was. Waar moesten we heen? Schipper Gooi Visser keek om zich heen. Behalve wij tweeën was als opstapper Bertus Bruin aan boord en ik denk ook Hans Bruin, maar dat weet ik niet meer zeker. We werden ingehaald door de Carlot, de reddingboot van KNRM Terschelling West. Ze kwamen langszij en praatten ons bij: ‘Het gaat om een zeiljacht, een paar mijl richting Nes, maar behoorlijk noordelijk daarvan.’ Er was altijd wat concurrentie, dus ze zeiden erbij: ‘Ga maar terug naar huis, wij gaan er wel heen.’ Schipper Gooi Visser liet zich echter niet ontmoedigen en besloot: ‘We gaan niet terug.’ En dus zijn we de Carlot achterna gevaren. We konden haar lang volgen tot ze een stip aan de horizon was. Later kwamen ook wij aan bij een stuurloos zeiljacht van twaalf meter lang, ver boven Nes.
De Carlot had inmiddels een sleepverbinding tot stand gebracht en begon met slepen. Zowel de Carlot als het zeiljacht lagen dwarszee in de noord-noordwestdeining. Het slepen liep niet: bij het trekken ging het hele jacht plat, er moest een sleepzak achter worden vastgemaakt, zodat het jacht niet dan weer naar rechts, dan weer naar links weg zou scheren. Het bleek dat er vrouwen en kinderen aan boord waren, die konden bij deze bootbewegingen niet aan boord blijven.
Het van boord halen, kon veel beter gebeuren met reddingboot Adriaan de Bruine, dan met de veel hoger opgebouwde Carlot. Machinist Klaas: “We maakten daarom voor en achter een draad vast op de bolders van het jacht, zodat de schepen zo veel mogelijk naast elkaar lagen en het lukte ons om snel na elkaar een vrouw en twee kinderen van vijf en zes jaar aan boord te nemen. Er bleek echter nog een vrouw aan boord te zijn. Ze kwam aan dek met een baby’tje in een dekentje. Het was lastig: op de golfslag lagen de schepen op het ene moment een meter van elkaar af, op het andere moment weer tegen elkaar aan.” Aan boord van het zeiljacht hielden twee mannen de vrouw vast, die beide armen vol had aan het kindje. Het was wachten op het goede moment. Klaas: “Opstapper Bertus Bruin strekte zijn armen uit en zei: ‘Nu!’ en pakte de baby, die nog in handen van de vrouw was. Op dat moment vlogen de schepen weer uit elkaar. De moeder liet los, Bertus had het kleintje te pakken. Mijn hart draaide driemaal om in mijn lichaam, overal om me heen zag ik bleek vertrokken gezichten. Op het volgende moment lagen de schepen ver uit elkaar om onmiddellijk weer tegen elkaar aan te komen. Nu de vrouw nog! En ook haar kregen we te pakken en hielpen haar aan boord van de reddingboot. Terwijl de Carlot de kop op zee hield, hebben we de dames en de kinderen aan boord van de Carlot gebracht, die had meer passagiersaccommodatie. Die overstap van reddingboot op reddingboot verliep gelukkig goed.”
“Terug naar het jacht: daar hebben we een sleepverbinding achter gemaakt. Er ontstond een sleep Carlot – zeilschip – Adriaan de Bruine. Op die manier konden we het zeiljacht rechtop houden en naar rustig water onder de eilanden brengen. Toen konden de Carlot en het zeilschip met een eenvoudiger constructie doorvaren, door een lijn en een emmer (puts) achter het zeiljacht vast te maken, bleef het jacht mooi op koers en kon de haven van West-Terschelling worden bereikt. Wij hebben boven Terschelling losgegooid en zijn via het zeegat teruggevaren naar de kust. De reddingbootpaarden zijn bij onze aankomst weer ingespannen en hebben onze reddingboot bij het Suudwest weer aan boord van de bootwagen gehesen. Met het bekende geluid van de paardenhoeven en het geratel van de bootwagen ging het weer richting het boothuis.”
Het boekje De sterke verhalen van Ameland brengt op levendige wijze de unieke historie en karakteristieke verhalen van het eiland tot leven. Met aansprekende anekdotes en kleurrijke beschrijvingen biedt het een inkijkje in de rijke maritieme tradities, bijzondere gebeurtenissen en de sterke gemeenschapszin van Ameland. Het is een waardevolle verzameling verhalen die niet alleen de eilandcultuur eert, maar ook de band met de KNRM en haar inzet voor veiligheid op zee onderstreept.
Help mee het nieuwe boothuis van KNRM Ameland mogelijk te maken!