Sportvisser overvallen door het weer
Bert Sinke (56) zou met zijn 5,5 meter lange scheepje Robert een dag en nacht over op zee zijn om te vissen. Verslechterende weersomstandigheden maakten dat hij al in de avond terugkeerde naar de haven.
“Mijn scheepje is tot windkracht 4-5 zeewaardig. De weersvoorspelling had het ook over windkracht 4, maar geheel tegen de verwachting in wakkerde de wind aan tot zuidwest 7. Ik moest maken dat ik thuiskwam”. De thuisreis werd de sportvisser echter te veel. “Mijn boot leek wel een dobber. Ik werd alle kanten op gesmeten, vloog in de kajuit van hot naar her. Al snel zag ik, door het vele buiswater, niets meer door de ramen en moest ik voor mijn oriëntatie steeds naar buiten. Te meer daar mijn GPS in het geweld verloren was gegaan. Ik was volledig op mijn kennis aangewezen”.
Sinke verloor geen moment uit het oog waar hij zich bevond, maar zag één ‘detail’ over het hoofd: voor de kerncentrale van Borssele ligt een onderzeese strekdam. “Een geweldige klap was het! Meteen hield de motor het voor gezien, waardoor ik volledig overgeleverd was aan wind en golven. En dat op een paar meter afstand van de bovenzeese strekdam… Ik gooide mijn anker uit. Die hield wonderwel op de stenen, maar ik twijfelde of ik een aanvaring met de blokken op termijn zou kunnen voorkomen. Daarom sprong ik overboord en zette even verder een tweede anker uit. Eenmaal terug aan boord was ik koud en moe. Maar ik móest verder. Ik denk dat ik twee uur gemarteld heb, toen ik tegen middernacht mezelf de vraag stelde: ‘Wat nu? Vergaan of alarmeren?’” Sinke koos de laatste.
De reddingboot Zeemanshoop van Breskens werd gealarmeerd. “We zijn om 01.30 uur gaan varen”, vertelt schipper Marcel van den Nieuwendijk. “De melding betrof ‘een bootje aan de grond’. Dat is een veel voorkomende melding, maar al pratend met meneer Sinke kwamen we er al snel achter dat dit ernst was. De man zat in een benarde positie”. Tegelijkertijd ervoer Sinke de gesprekken met de reddingboot als geruststellend. “Ze vroegen doorlopend hoe het met me ging en of de situatie verslechterde. Ik kreeg hoop op een goede afloop”.
Ter plaatse probeerde de Zeemanshoop in het aardedonker een sleepverbinding te maken, om zodoende de Robert bij de blokkendam vandaan te trekken. Beide schepen stampten en rolden in de twee meter hoge branding. Van den Nieuwendijk: “Ook wij hebben de blokken gevoeld, maar gelukkig slaagden we er in de Robert daar weg te krijgen. We zijn daarop naar de dichtstbijzijnde haven gevaren”. Voor Sinke had de reddingbootbemanning voor de zekerheid een ambulance gewaarschuwd. “De man had overboord gelegen en was moe. Om onderkoeling uit te sluiten, wilden we de man graag onderzocht hebben”. Sinke hoefde niet mee naar het ziekenhuis en bleef daarom bij de Verenigde Bootlieden in Vlissingen overnachten.
Terugkijkend vindt Sinke dat hij eerder aan de bel had moeten trekken. Maar daarbovenuit stijgt zijn waardering voor de reddingbootbemanning. “Natuurlijk was ik al donateur en had ik enorm veel bewondering voor het werk dat deze mannen doen. Wij varensmensen mogen blij zijn dat er een organisatie als de KNRM bestaat. Mijn gevoelens zijn door deze ervaring nog verder versterkt…”
Van den Nieuwendijk haalt zijn schouders erbij op. “We doen ons werk. En deze keer met veel voldoening, want dit voorval had véél slechter af kunnen lopen…”