1953
In de middag van 31 januari 1953 nam de noordwestenwind toe tot stormkracht. Aan het begin van de avond kwam Gert Roon, de 1e machinist roepen om uit te varen. Al snel werden de motoren gestart en spoedig was de bemanning compleet en ging de reddingboot op weg naar het op de Banjaard, voor de kust van Schouwen, gestrande Finse stoomschip “Bore VI”. Vanuit Veere was de “Maria Carolina Blankenheijm” op weg. Langzaam worstelde de reddingboot tegen de stroom in en al spoedig moest Willem de Jager constateren dat de zee hem te sterk was. Via Scheveningen Radio kwam de order dat men moest proberen via het Haringvliet, langs Bruinisse naar de Oosterschelde te varen om via de andere kant bij het schip te komen. Snel ging men via het Haringvliet met de wind in de rug maar ter hoogte van de Hellegatsplaten kwam, naar later bleek onterecht, het bericht dat de Fin geen hulp meer nodig had. Na overleg met Radio Scheveningen besloot Willem de Jager Willemstad binnen te lopen om daar het daglicht af te wachten. In de nacht bezweek er een dijk in Willemstad en de redders hielpen met de evacuatie van koeien.
In de vroege ochtend van 1 februari 1953 nam de burgemeester van Willemstad via de radio aan boord contact op met de wal om hulp te vragen. Ineens zakte het water en wist Willem dat er weer een dijk was doorgebroken en riep hij de bemanning bijeen om uit te varen. Toen men bij Den Bommel kwam dreef er huisraad rond de boot en wist men dat het ook op Flakkee mis was. Zo snel men kon, ging men naar Stellendam. Aan het eind van de ochtend was men in de haven en zagen ze dat hun dorp was ondergelopen. Met de kleine reddingsvlet haalde men mensen van zolders, daken of uit bomen.
Toen de dorpelingen waren gered, zetten de redders zich in bij de evacuatie van de mensen die naar Hellevoetsluis vervoerd werden. Dag en nacht was men in touw, ook om zieken op te halen en naar Hellevoetsluis te brengen. Een keer hadden ze een kleine 100 ouden van dagen, vrouwen en kinderen van een op de plaat van Scheelhoek gestrand schip, aan boord. Tegen de avond van 4 februari voer de reddingboot in opdracht van de Maatschappij naar Hoek van Holland, waar men eten kreeg, warme kleding en rust. De volgende morgen voeren ze weer terug naar Stellendam en vervoerden opnieuw evacués en verleenden hulp tot er op vrijdag niets meer was te doen voor de bemanning en men terugging naar Hoek van Holland.
De houten vlet waarmee de Stellendammers tijdens de ramp zoveel dorpelingen hadden gered, had zoveel geleden dat ze onherstelbaar beschadigd was. De Maatschappij besloot daarop tot de bouw van een nieuwe vlet die begin 1954 op het station werd afgeleverd. Veel werd deze niet gebruikt en 4 jaar later werd ze vervangen door een iroko teak gebouwde roeivlet. In 1963 werd station Stellendam voorzien van een opblaasbare rubberboot.