1919
Op 24 november van dat jaar strandde de KW 47, twee kilometer benoorden Noordwijk. Het schip sloeg direct vol water, waardoor de bemanning genoodzaakt was in het want te klimmen. Daar wachtten de schipbreukelingen op de Noordwijkse roeireddingboot, die naar de plek des onheils werd gedirigeerd. De reddingboot bereikte de logger, maar sloeg om, waarbij roeiers J. Cramer, H. Vink en L. Hellenberg om het leven kwamen. Hun eregraf is nog vindbaar op de begraafplaats in Noordwijk.
De anderen bereikten uitgeput het strand. Onder aanvoering van commissielid Jan van Kan werd een tweede poging ondernomen, waarbij Van Kan zelf de functie van schipper bekleedde. De poging slaagde: acht vissers werden gered. Vier visserlieden waren toen al overboord gesprongen. Drie van hen bereikten het strand, de vierde verdronk. Schipper Jan van Kan ontving voor deze uitzonderlijke redding de grote gouden draagmedaille van de Redding Maatschappij, de hoogste onderscheiding van de Redding Maatschappij.
Een maand na deze unieke actie strandde er opnieuw een schip op het strand van Noordwijk. De roeireddingboot haalde 13 geredden van het stoomschip Mirfak. De wipperploeg van Noordwijk bracht de overige schipbreukelingen aan land.
In de jaren die volgden werd het rustiger voor de meeste Noordzeestations, waaronder het station Noordwijk aan Zee. Enerzijds omdat het aantal strandingen als gevolg van verbeteringen in de scheepvaart steeds verder afnam en anderzijds omdat enkele stations langs de Noordzee werden uitgerust met gemotoriseerde havenreddingboten. IJmuiden was zo’n station en werd derhalve een grote ‘concurrent’ voor de Noordwijkse roeiredders.