Kleinzoon blikt terug op familietragedie
Kees Sterrenburg (67) blikt terug op een van de zwartste bladzijdes uit de geschiedenis van de KNRM. Een nacht van nationale ramp en persoonlijke tragedie. De nacht waarin zijn opa en zeven andere Hoekse redders verdronken tijdens een reddingsactie.
In Kees’ familie kent iedereen het verhaal van Cornelis Sterrenburg. Op 16 januari 1929 rukt zijn Hoekse reddingboot Prins der Nederlanden midden in de nacht uit voor het Letlandse stoomschip Valka, dat in slecht weer is vastgelopen op een zandbank bij Rockanje. Tweemaal pogen de redders langszij te komen om de schipbreukelingen te redden. Bij een derde keer gaat het mis: de reddingboot kapseist. Zo zien de mannen van de Valka, die het hachelijke avontuur uiteindelijk wél overleven, hun redders voor hun ogen verdrinken.
Barre tijden
Door de ramp blijven acht weduwen en 37 halve wezen achter. Onder hen ook oma Sterrenburg, dan net 40 jaar oud, en haar tien kinderen. Zonder kostwinner gaan zij barre tijden tegemoet. Maar gelukkig schiet het Nederlandse volk, diep onder de indruk van deze ramp, massaal te hulp. Er wordt een inzamelingsactie gestart, die uiteindelijk drie ton opbrengt voor de nabestaanden. Best wrang, zegt Kees die als klein eerbetoon thuis nog altijd een foto bewaart van de grootvader die hij nooit heeft gekend, evenals diens theekruikje dat later aanspoelde. ‘Voor mijn opa was het varen geen liefhebberij. Hij deed het reddingwerk vooral om een centje bij te verdienen. Om de financiën heeft mijn oma zich na zijn overlijden geen zorgen meer hoeven maken. Al had zij een en ander natuurlijk graag anders gezien.’
Liefde voor bootjes
Na zijn dood verhuisde het gezin terug naar Hardinxveld-Giessendam, hun oorspronkelijke geboortegrond. Het dorpje langs de Merwede waar uiteindelijk ook Kees het levenslicht zag, en zijn liefde voor bootjes en water ontwikkelde. Als tiener zag hij er in de nabijgelegen scheepswerf zelfs nog de latere KNRM-reddingboten Koningin Juliana en Javazee gebouw worden. Nota bene de eerste schepen die ‘zelfrichtend’ waren, en in theorie dus na het kapseizen zichzelf weer oprichten. Had mijn opa destijds maar zo’n boot gehad, dacht Kees dan wel eens. ‘Wat-als-gedachten’ waaraan de familie zich verder nooit te lang overgaf, herinnert hij. ‘In plaats daarvan is door de ramp juist een hechte familie ontstaan, met oma als de grote verbinder die door alle kinderen en kleinkinderen op handen werd gedragen. Wel hebben we de herinnering aan opa altijd levend gehouden. De eerste keer dat mijn vrouw Anneke en ik al zeilend langs Hoek van Holland kwamen, ging er dan ook heel bewust een bloemetje overboord. Als blijk van respect voor hoe redders destijds de zee opgingen: grotendeels onbeschermd en in voortdurend levensgevaar. Dan had mijn zoon, die vijf jaar opstapper is geweest bij reddingstation Zandvoort, het qua materiaal vele malen beter.’
Ook voortaan het magazine ontvangen waar dit verhaal in staat? Word dan donateur van de KNRM en ontvang drie maal per jaar het blad De Reddingboot.