1825
Rond Vlieland vergingen tot de 19e eeuw bij stormweer veel schepen. Ze waren onderweg naar Amsterdam, via de Waddenzee en de Zuiderzee. Honderden zeelieden zijn rond Vlieland verdronken en er werden zelden reddingen verricht. Direct na de oprichting van de KNRM in 1824 werd ook op Vlieland een reddingstation opgericht met een lokaal beschikbare reddingboot. Een jaar later werd die vervangen door een nieuwe roeireddingboot. De eerste roeireddingboten waren ‘Groenlandse sloepen’, die bij de walvisvangst werden gebruikt. Ze waren snel en wendbaar, met tien roeiers en een stuurman aan boord. Voor het reddingwerk werden ze onzinkbaar en zelflozend gemaakt. De roeireddingboot werd bemand door sterke roeiers. Meestal vissers die met storm thuis waren. De reddingsvesten waren van kurk en kapok. Het materieel was voor die tijd modern, maar vergeleken met nu erg primitief.