1824
Bij Petten strandden regelmatig schepen die via Den Helder en de Zuiderzee onderweg waren naar Amsterdam. In de Tweede Wereldoorlog is vrijwel het gehele dorp Petten door de bezetters gesloopt. Na de oorlog werd het dorp en het reddingboothuis hersteld, maar Petten kreeg geen nieuwe reddingboot, wel een lijnwerp- en wippertoestel.
Inmiddels is de scheepvaart veel veiliger geworden en stranden er zelden schepen. Maar toerisme en watersport zorgen jaarlijks voor veel hulpverleningen. Het reddingstation Petten is daarom voorzien van alle reddingmiddelen die nodig zijn voor hulpverleningen op zee, op het strand en in het duin. Het reddingstation wordt gemiddeld 15 keer per jaar gealarmeerd.
In Petten stond bij de oprichting van de Redding Maatschappij al een sloep om reddingwerk mee te verrichten opgeslagen in de oude kerk van het dorp. Daarmee werd in 1825 de tweede redding van de Redding Maatschappij verricht. Dertien opvarenden werden gered van het gestrande schip Alliance. In de jaren daarna bleef het rustig. Pas in 1832 volgde de tweede geslaagde redding.
De eerste roeireddingboten waren ‘Groenlandse sloepen’, die bij de walvisvangst werden gebruikt. Ze waren snel en wendbaar, met tien roeiers en een stuurman aan boord.