1869
Voorgeschiedenis De vijf Amsterdamse notabelen die in november 1824 de Noord- en Zuid- Hollandsche Redding- Maatschappij (NZHRM) oprichtten, stelden zich ten doel “om door het daarstellen van geschikte middelen, op de na te melden stranden, de kustbewoners in staat te stellen pogingen tot redding van schipbreukelingen aan te wenden”. De na te melden stranden’ bleken tussen Ter Heyde en Ameland te liggen: de Zuiderzee viel buiten hun gezichtsveld. Pas in 1911 stationeerde de Redding Maatschappij de eerste reddingboot op de Zuiderzee. Dat gebeurde in Hindeloopen. In 1869 kreeg Hindeloopen van het bestuur van de Redding Maatschappij een roeireddingboot toegewezen. Toen echter bleek dat de onderhoudskosten en de beloningen voor rekening kwamen van het gemeentebestuur, kwam de boot er niet. De extra kosten waren voor de gemeente een onoverkomelijk bezwaar. Vijf jaar later kreeg de Redding Maatschappij een geldbedrag waarvan “een aan de Friese kust te stationeren reddingboot” aangeschaft diende te worden. De gemeentebesturen van Harlingen, Stavoren en Hindeloopen meenden dat zij hiervoor het meest geschikte station waren. Het bestuur koos uiteindelijk voor Moddergat, een gehucht aan de noordkust van Friesland, een beslissing waar niet iedereen achter kon staan. Zo had scheepvaartvereniging Schuttevaer liever gezien dat de reddingboot in Hindeloopen terecht was gekomen. Dit in verband met de vele strandingen op de Makkumerwaard. Al in de 17e eeuw werd de bocht Molkwerum-Hindeloopen de slachtbank van mensen en schepen’ genoemd. Na weer een stranding op de Makkumerwaard, waarbij mensenlevens te betreuren vielen, werden door de verschillende gemeentebesturen opnieuw pogingen ondernomen voor een reddingboot aan de westkust van Friesland. Hindeloopen won de slag met Workum en Makkum omdat er in Hindeloopen opvallend veel animo was om de boot te bemannen. “De Hindeloopers zijn niet bang voor een dooie rat”, zei een lid van de plaatselijke commissie hierover. De bemanning heeft dit vertrouwen nooit beschaamd.