Oprichting station Egmond
Na de oprichting van de reddingmaatschappij op 11 november 1824, wordt door Dhr. Feike Sipkes een inventarisatie gemaakt van het aanwezige materieel op reddingsgebied langs de Nederlandse kust.
In Egmond beschikt men over drie vaartuigen waaronder een zogenaamde Groenlandse sloep. Deze wordt door de Reddingmaatschappij overgenomen en opgeborgen in een houten loods.
Met deze zelfde boot wordt op 26 december 1824 de eerste redding van de Reddingmaatschappij verricht. Er worden dertien opvarenden van het schip de Twee Gebroeders behouden aan wal gebracht.
De eerste roeireddingboten waren ‘Groenlandse sloepen’, die bij de walvisvangst werden gebruikt. Ze waren snel en wendbaar, met tien roeiers en een stuurman aan boord. Voor het reddingwerk werden ze onzinkbaar en zelflozend gemaakt. De roeireddingboot werd bemand door sterke roeiers. Meestal vissers die met storm thuis waren. De reddingsvesten waren van kurk. Het materieel was voor die tijd modern, maar vergeleken met nu erg primitief. Toch werden er gedurfde reddingen mee verricht onder slechte weersomstandigheden.