1908
De indienststelling van een reddingvlet in 1908 bracht veel verandering. Nadat het Bestuur zich ervan had vergewist dat, dankzij bij de sluis aan de Wielingen ondernomen werken aldaar, manschappen te vinden waren, waaruit na behoorlijke oefening de bemanning voor eene reddingboot ware samen te stellen. Ten gevolge van is ter plaatse eene strandboot met zeiltuig gestationeerd (citaat verslag Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen over 1908, betreffende de indienststelling van de eerste reddingboot voor het reddingstation Cadzand). Met deze materiële uitbreiding verhuisde het station naar de Sluis aan de Wielingen, waar voor fl. 1495,- een loods werd gebouwd.
De reddingboot stond klaar in het boothuis bij Sluis aan de Wielingen, aan de overzijde van de uitwatering bij het huidige boothuis.
In 1909 was het meteen raak voor de redders van Cadzand. Op 9 juli sloeg het Belgische klipperschip Niamor alarm toen bleek dat het wegens een defect roer niet buiten de branding kon blijven en door een hoge zee op het strand geworpen dreigde te worden. De reddingvlet bracht de klipper behouden binnen. En een kleine drie weken later hielp de reddingvlet de CZ 1 bij het binnenlopen van de haven. In 1911 (weer op 9 juli) volgde een eerste serieuze test voor de Cadzandse roeiredders. ’s Morgens werden noodseinen gezien van twee schepen die wegens een harde wind en een wilde zee in de problemen raakten. De reddingvlet voer direct uit en bereikte na een half uur roeien het schip Christina. Eén roeier stapte over om de bemanning van het schip bij het binnenlopen van de haven te assisteren. Bij het schip Nunquam Perfectum gebeurde hetzelfde. Na twee uur waren de schepen en de reddingvlet behouden binnen.