Uit Mooi!Terschelling nr. 4, bijlage van Weekblad de Terschellinger
Je moet altijd naar een plaats waar een ander graag weg wil
"Belangrijk bij dit soort werk is dat je vrouw achter je staat”
“Je moet altijd naar een plaats waar een ander graag weg wil”
Er zijn momenten geweest dat hij dacht niet meer thuis te zullen komen. Maar spijt dat hij bij de KNRM is gaan werken heeft Ane Ruijg nooit gehad. “Als timmerman kun je ook van het dak af donderen”, zegt hij nuchter. Als beroepsschipper bij de KNRM was hij 29 jaar lang 24 uur per dag oproepbaar in geval van nood. En met ruim 1.400 reddingsacties en zo’n 2.400 geredden (“De potvissen en papegaaien niet meegerekend”) kan hij terugkijken op een heel bijzonder werkzaam leven.
Niet dat Ane als jonge jongen al meteen de zee op wilde. “Ik was monteur in de werkplaats van de Holland, van Rederij Doeksen. Als het Guusjen was, ging ik met de Holland mee.” Bij een van de eerste reizen in extreem slecht weer is het meteen goed raak: Ane is zo zeeziek dat hij zeker weet dat hij nooit meer gaat varen. “Ik wist de hele nacht niet waar ik het zoeken moest. Maar ’s ochtends maakte de kok rijstepap en daar kreeg ik zomaar zin in. Ik nam een bord rijstepap en een kop thee en ging een uurtje liggen. En toen was het over. Ik ben nooit meer zeeziek geweest.”
Carlot
Aan boord van de Holland pakt Ane alles aan. “Ik werkte in de machinekamer en ben zelfs kok geweest. Wat het varen betreft heb ik veel geleerd van kapitein Klaas van der Wielen.” Wanneer de Holland overgaat naar Rijkswaterstaat wordt Ane gepolst of werken bij de Reddingmaatschappij niets voor hem is. Hij heeft eerst weinig zin omdat de verdiensten laag zouden zijn. Maar dat blijkt mee te vallen en zo wordt Ane in 1979 stuurman op reddingboot Carlot. “Wat we de hele dag deden? Vooral onderhoud, want die schepen waren nog van ijzer, dus dat roestte van alle kanten natuurlijk, met dat zoute water.”
Een redding met de Carlot die Ane zich nog goed herinnert, is die van de Briz, een Russisch visverwerkend fabrieksschip met 54 man aan boord. “Dat was eind januari 1990. De Briz had machinepech boven Texel. Het anker was gebroken en ze dreven met de wind en de stroom mee. Eenmaal boven Vlieland maakte hij water en viel de elektriciteit uit. Dus wij erop af. Maar het is niet zomaar wat om 54 man van boord te halen onder die omstandigheden. Het was windkracht 10 tot 11, met uitschieters naar 12, dus orkaankracht.”
Pikhaak
Ane en zijn mannen proberen het aan de achterkant van het schip, en dat lijkt te lukken. “De eerste keer sprongen er twee man in het net. We hadden de moed erin. Weer langszij, en er sprongen weer twee over. Maar de laatste ging over de kop, zo het water in. Die is verzopen, dacht ik. De schijnwerpers aan en verdomme, we vonden hem ook nog. We hebben hem met een pikhaak uit het water getrokken. Daarna stapte er nog een over, maar toen durfde niemand meer.” Even later gaat het bijna mis met de reddingboot zelf. “We kwamen langszij, de kont van de Briz ging omhoog en klapte zo op de Carlot. Dan denk je: dit is het einde. Maar de kont kwam omhoog en wij kwamen er onderweg. Daarna hebben we niks meer gedaan, we moesten even van de schrik bekomen.”
Wel blijft de Carlot bij de Briz tot de wind genoeg is gaan liggen en de helikopters weer kunnen vliegen. “De volgende ochtend kwamen een Duitse en Belgische heli om het schip leeg te halen, toen was alles gered.”
De Carlot zet vervolgens koers naar Terschelling. “We kregen bericht dat er een helikopter zou komen om de vijf geredden over te nemen. Ik keek de jongens aan en zei: ‘Al stuur je honderd helikopters, er komt geen man van boord af. De deur gaat dicht.’ Wij het werk doen en zij straks met de eer gaan strijken, van mijn leven niet. Toen we de haven van Terschelling binnenvoeren, stonden er een paar honderd man op de kant. Een warmere ontvangst kun je niet krijgen. Dan merk je pas hoe het eiland meeleeft.”
Alfried Krupp
Begin jaren negentig komt er een nieuwe fase in het reddingswerk als de zogenaamde ‘rigid inflatable boats’, ook wel RIB’s genoemd, hun intrede doen. Deze ‘halve’ rubberboten zijn een stuk lichter en vragen veel minder onderhoud. Op Terschelling wordt zo de reddingboot Jan van Engelenburg gestationeerd en Ane wordt gevraagd om daar schipper op te worden. “Ze wilden een allrounder, en ik had de meeste ervaring.”
Het is op de Jan van Engelenburg dat Ane een van zijn zwaarste reizen ooit zal maken. “Dat was op 1 januari 1995. De Alfried Krupp, de reddingboot van Borkum, was door een zware grondzee in de problemen gekomen. Een paar andere reddingboten hadden willen helpen, maar moesten terug. Niet zo raar, want er stonden golven van veertien, vijftien meter.”
De Alfried Krupp had een eskimorol gemaakt, zo bleek toen Ane en zijn mannen met veel moeite de boot bereikten. “De mast was eraf geslagen, de railing lag plat, je wilt niet weten wat een ravage het was. De stuurman was al zijn tanden kwijt en zijn neus was kapot. De opstapper had zijn enkel gebroken, die lag in het water, zwaar onderkoeld. Ze vertelden dat de voorman en de machinist overboord waren geslagen.” Dan moet Ane een van de moeilijkste beslissingen in zijn leven nemen. “Ons werd vanaf de wal gevraagd of we terug wilden gaan om die mensen te zoeken. Toen heb ik gezegd: ‘Nee. Ze hebben geen overlevingspak aan, het is hartje winter en de wind heeft orkaankracht. Het heeft totaal geen zin.’ Dat was voor de eerste keer in mijn leven en ik naar ik hoop ook voor de laatste keer dat ik zo’n beslissing heb moeten nemen.”
Op de terugweg vinden Ane en zijn mannen de twee drijvers van de reddingvesten van de Duitsers. “Dat heeft zo moeten zijn, denk ik, en het zei ons genoeg. Het was voor die jongens meteen einde oefening, ze hadden geen schijn van kans. Ze zijn beiden later gevonden. De een na drie weken, de ander na twee maanden. Toen pas had ik er definitief vrede mee.”
Vertrouwen
Bang is Ane eigenlijk nooit geweest, zelfs niet toen ze een keer met boot en al over de kop gingen. “Natuurlijk zijn er momenten dat je een ei tussen je billen gaar kunt koken, maar het gebeurt zo snel dat je geen tijd hebt om bang te zijn. Pas later komen de koude rillingen, maar dat gaat weer voorbij. Natuurlijk zijn er risico’s. Je moet altijd naar een plaats waar een ander graag weg wil. Maar ik heb er nooit spijt van gehad en ben blij dat ik het allemaal gedaan heb.”
Belangrijk bij dit soort werk is dat je vrouw achter je staat, vindt Ane. “Ik heb jongens meegemaakt die thuis problemen hadden. Dat neem je mee aan boord en dan wordt het moeilijk.” Grinnikend: “Als mijn pieper ging, zei Hillie altijd: ‘Denk je erom, rijd je voorzichtig?’ Pas later begreep ik dat ze niet het varen bedoelde, maar het feit dat ik zo snel mogelijk naar West wilde. In het varen had ze honderd procent vertrouwen. ‘Ik weet hoe Ane is en het zijn goede schepen’, zei ze altijd.”
Voor zijn reddingswerk is Ane onderscheiden met diverse medailles en oorkondes. Ook is hij sinds 2008 Ridder in de Orde van Oranje Nassau. “De meest bijzondere medaille is toch wel de gouden De Ruyter-medaille. Die kreeg ik in 2011, toen was ik al met pensioen. In honderd jaar tijd zijn er daar maar tachtig van uitgegeven, dus daar ben ik wel trots op.”
Uit Mooi!Terschelling nr. 4, bijlage van Weekblad de Terschellinger nr. 1562, d.d. 17 december 2015.
Terschelling Paal 8
Gerelateerd nieuws
Nieuwsbrief
ALTIJD ALS EERSTE OP DE HOOGTE VAN HET LAATSTE NIEUWS?
Download de KNRM Helpt app
Word donateur
DIT BETEKENT UW DONATIE VOOR DE KNRM
Met jouw hulp leiden we vrijwilligers op, onderhouden en bouwen we reddingboten en brengen we de uitrusting van onze redders op orde.