IJmuidense reddingboot Neeltje Jacoba in oorlogsjaren
De reddingboten bleven onveranderd actief in de oorlog. In verband met luchtraids op Engeland wensten de bezetters een optimaal functionerend reddingsysteem lans de Noordzeekust om neergeschoten vliegers uit zee te kunnen redden. Zij verlangden dat de Nederlandse reddingboten, evenals de Duitse collega’s, permanent en volledig bemand zouden worden door elkaar aflossende bemanningen en dat de schepen ankerposities langs de kust innamen.
Directeur De Booy, die zich principieel teweerstelde tegen inmenging van de Duitsers in zijn organisatie, wist de nieuwe gezaghebbers van het onuitvoerbare van dit plan te overtuigen. Niet alle reddingboten waren met zend- en ontvangapparatuur uitgerust en ook was het gros van de Nederlandse reddingboten niet ingericht voor permanent verblijf aan boord. De Duitsers haalde bakzeil en stampen vervolgens een nieuwe dienst uit de grond; het ‘Lazarettverband, dat werd samengesteld uit 25 gevorderde loodsboten, trawlers en sleepboten. Deze zogenaamde LAZ-schepen functioneerden onder een eveneens nieuw gecreëerde eenheid: de Nederlandse Zeereddingsdienst. De schepen werden voor deze taak verbouwd tot hospitaalschip en kregen ook de internationaal vastgestelde uiterlijke kenmerken daarvan: de kleur wit, met rondom een rode band en opvallende rode kruizen op de scheepsromp en op de schoorsteen. Ze voeren onder Nederlandse vlag met Nederlandse bemanningen.
De reddingboten ondergingen een soortgelijke gedaanteverwisseling. De vertrouwde kleuren van de boten maakten plaats voor de kleur wit met een rode band tussen de waterlijn en het dek. Verder kreeg de opbouw het Rode Kruisteken en werd de Rode Kuisvlag van de voortop gevoerd. Ook bestand de verplichting om het Rode Kruisteken aan dek te voeren. Op de grote reddingboten werd de Rode Kruisvlag over het springnet gespannen. Na verloop van tijd werd het kustgebied tot militaire zone verklaard, waarmee een einde werd gebracht aan de inzetbaarheid van de strandreddingboten.
De Noord- en Zuid-Hollandsche Redding-Maatschappij eerbiedigde een strikte neutraliteit en dat hield in dat er dus ook Duitse militairen werden gered. Landelijk gezien voeren de reddingboten in de bezettingsjaren 481 keer uit, waarvan 116 keer voor Duitse schepen of vliegtuigen. In totaal werden 860 mensen gered, waarvan 350 Nederlanders.
De reddingrapporten in de oorlogsperiode geven weinig bijzonderheden over de sterk gewijzigde omstandigheden. Ieder rapport gaat verzelt van een briefje van de Duitse havencommandant, waarin opgenomen: “Gevaren op order Duitse weermacht.” Vaak klinkt wrevel door over het lange wachten op Duitse militairen, want zonder hen mocht er niet gevaren worden; een oversteek naar Engeland zou anders te uitnodigend zijn. Om dezelfde reden werden er in noodgevallen soms wel sleepboten uitgezonden, maar niet de reddingboot. Kortom, de Duitsers wilde niet meer Nederlandse schepen op het water dan noodzakelijk. Pas wanneer de nood echt hoog was, werd de Neeltje Jacoba te hulp geroepen; in een aantal gevallen achter te laat, tot grote ergernis van de bemanning.
In het eerste jaar van de bezetting voer de Neeltje Jacoba vaak uit voor Duitse militairen. Op de Noordzeestranden werd namelijk druk geoefend de landsoldaten ‘seetuchtig’ te maken voor een geplande landing op de Engelse kust. Het nut van die oefeningen werd overvloedig bewezen door de vele boten met inzittenden die de Noordzee opdreven.
In 1942 wordt boothuis IJmuiden-Noord op last van de bezetter afgebroken. Het boothuis IJmuiden-Zuid wordt op last van de bezetter ontruimd. Motorstrandreddingboot Jhr. H.J. Ortt werd gestationeerd op reddingstation Terschelling-Haven.
De acties van Neeltje Jacoba werden in de oorlogsnachten ernstig bemoeilijkt wegens de gedoofde vuurtorens en kustvuren. Ook van de zoeklichten mocht slechts mondjesmaat gebruik worden gemaakt. Om veiligheidsredenen werd daarom meestal tot daglicht gewacht met binnenlopen. In 1944 raakt boothuis IJmuiden-Zuid raakt zwaar beschadigd door bombardementen. Motorstrandreddingboot Barend van Spreekens gaat in de reservevloot (Westzaan).
Het einde van de oorlog betekende niet de onmiddellijke heropstart van het reddingswezen. De kustwateren moesten nog van mijnen gezuiverd worden en er waren diverse reddingboten vernield of naar Engeland uitgeweken. Ook had de bezetter de verlaten boothuizen, tractoren en inventaris niet ongemoeid gelaten. Maar langzaam maar zeker deden de oude, vertrouwede verhoudingen van voor de oorlog weer hun intrede. Voor de reddingboten werd dit gesymboliseerd door de terugkeer van de originele ‘huidskleuren’ op de boten. In de jaren 1946-1947 wordt het boothuis IJmuiden-Zuid hersteld.
Bron: het boek 'Reddingstation IJmuiden' van Hans Beukema.
IJmuiden
Gerelateerd nieuws
Nieuwsbrief
ALTIJD ALS EERSTE OP DE HOOGTE VAN HET LAATSTE NIEUWS?
Download de KNRM Helpt app
Word donateur
DIT BETEKENT UW DONATIE VOOR DE KNRM
Met jouw hulp leiden we vrijwilligers op, onderhouden en bouwen we reddingboten en brengen we de uitrusting van onze redders op orde.